De zuigeling van Sint-Petersburg in de pers

Colofon

Gepubliceerd in 2001
Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam
Lees een excerpt
 

Recensies

 

Opmerkelijk stilistisch vakmanschap

Onder de jonge Vlaamse dichters neemt Peter Ghyssaert een heel eigen plaats in. In zijn vorige bundels paarde de dichter immers al een opmerkelijk stilistisch vakmanschap aan een volstrekt eigen thematiek, die men zonder veel moeite als ‘laat – romantisch’ kan omschrijven. De dichter registreert, met enige fundamentele weemoed, de immense slijtage waaraan de wereld en de mensen genadeloos onderworpen zijn. Ook in zijn jongste bundel domineert die sfeer van teloorgang, verlatenheid en herfst, en opnieuw krijgt dat landschap van weemoed een sterk esthetiserende beeldspraak mee. Het lijkt erop alsof net de vergane schoonheid het sterkst het ideaal weet vast te houden. De personages in Ghyssaerts bundel worden verlaten, gebeten, gekwetst… en die ervaring draagt ertoe bij dat zij, lucider en heftiger, de zin van het leven zoeken.

Toch is de teneur van deze lyriek niet deprimerend. Integendeel, de dichter weet uit de kleine dingen (kleuren, geuren, herinneringen) het beste te puren. Op die manier krijgen deze gedichten toch een louterend effect. Het best kan men Ghyssaert misschien nog vergelijken met Luuk Gruwez, maar meer nog dan bij Gruwez vindt men hier een sterke klemtoon op de sfeerschepping, de klank en het langoureuze ritme. Daarbij komt dat deze bundel wat verhalender is dan de vorige, waardoor de lyriek niet enkel aan intensiteit maar evenzeer aan herkenbaarheid heeft gewonnen. In ieder geval bevestigt Ghyssaert met De zuigeling van St Petersburg –de titel verwijst veelbetekenend naar een preparaat dat, als medisch curiosum, werd bewaard- al het goede dat reeds over hem werd verteld.

Bron: VLABIN, 07.05.2001

Papier mompelt

(…) Jooris’ gedichten zijn muzikaal, maar die van Peter Ghyssaert zijn minstens evenzeer taalmuziek in De zuigeling van St Petersburg. Hier wordt met lichte hand verderf rondgestrooid, dat je onbehaaglijk stemt maar bij momenten ook ironie toelaat, al zitten er vaak oprecht ontroerende gedichten in, bijvoorbeeld over zijn ouders en over kinderen.

Verwijzend naar het titelgedicht, dat het beeld van een geïnjecteerd preparaat van een misvormde zuigeling in een Petersburgs museum oproept, zou men zich wel eens kunnen vergissen door zijn gedichten te reduceren tot individuele, emotionele expressie: ‘Hij kent / die bloei en haar verval niet, steekt, / voor eeuwig haperend in zijn gebed, // jeugd en ouderdom en doem voorbij / en, opgaand in de vloeistof van zijn wet, / luistert hij en kijkt hij in zichzelf / en heeft zich met de deken van zijn rimpels toegedekt.’
Ghyssaert kijkt in deze bundel, zoals we dat van hem gewoon zijn, met een weemoedige, eenzame blik naar de wereld om ons die op geësthetiseerde, ongekunstelde manier te tonen. Je moet veel metier hebben om via die paradox niet in kitsch en camp te belanden. Sommige gedichten scheren daar in deze bundel –wellicht bewust- rakelings langs, maar in zijn grootse gedichten is Ghyssaert ook werkelijk groots, zoals het dichters die dat van nature zijn, betaamt.


 (Over werk van Roland Jooris en Peter Ghyssaert) 

Bron: Knack 28.03.2001

Zangvogel

Peter Ghyssaert ken ik al langer dan tien jaar. Op een mooie voorjaarsdag ontving Adem –het tijdschrift waarvan ik redacteur was- ongevraagd een enveloppe met gedichten van hem en dat waren de beste gedichten die we ooit ongevraagd ontvangen hadden. Ik schreef de jonge Antwerpse dichter een brief en niet veel later hebben we elkaar in Amsterdam ontmoet. Vanaf die dag zijn we vrienden, zij het op afstand.

Ik wilde zijn werk graag uitgeven, maar hij was al benaderd, door Bert Bakker en querido, en ja, daar kon mijn mini – uitgeverij Kruiwagen natuurlijk niet tegenop. Hij heeft me wel zijn strategie onthuld om gedichten in literaire tijdschriften gepubliceerd te krijgen: eerst een flinke stapel schrijven, die vervolgens in plukjes van een stuk of zes naar verschillende periodieken sturen (goed bijhouden wat je naar waar stuurt), en wat je –bij afwijzing- terugkrijgt meteen weer ergens anders heen zenden. Op die manier was hij enkele jaren een onontkoombare verschijning in de literaire tijdschriften, en daar hield hij uiteindelijk een contract met Bert Bakker aan over. Vier bundels liet hij daar in de loop van de jaren negentig verschijnen, maar zijn vijfde, De zuigeling van Sint – Petersburg, verscheen onlangs bij Querido.
De laatste ontmoeting die ik met hem had was in maart, in Antwerpen. We aten en dronken in hotel Florida –bij het station- en praatten, zoals altijd wanneer we samen zijn, bijna uitsluitend over poëzie. We citeerden regels van Grote Dichters die we uit ons hoofd kenden (‘And after the first death there is no other’, ‘ Thou art a beaten dog beneath the hail’, ‘And this is how the world will end: not with a bang but with a whimper’). (…)
Onovertroffen blijft (…) de rijkdom aan beelden en de dwingende ritmiek, die elkaar versterken. Ja, deze poëzie is werkelijk uitgesproken móói, en van mooie poëzie is er nooit genoeg. Ter illustratie (het gedicht) Vader:

De velden zijn vol rijm vanavond. Als ik nu
verdwaal wil ik jou tegenkomen
en je vragen naar de weg. Wat zou je klein
en stil zijn, vol gebaren en
onuitgesproken tekens. En je handen
koud, nerveus en nauwelijks te bedwingen.
Maar je stem, vader, je stem kan ik
me niet herinneren terwijl je onvermurwbaar
van me wegloopt en je witte haar zich oplost
in de avond als een stukgetrokken nest.

(…) Peter Ghyssaert is muzikant (violist) in het dagelijks leven en dat kun je afzien aan zijn poëzie, vind ik: hij maakt taalmuziek. Hij is een zangvogel.

Bron: De Houten Gong, tijdschrift voor poëzie, jg. 2001

Gespierd ritme

De zuigeling van Sint-Petersburg, uitg. Querido, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 210 × 120 mm, 72 blz., genaaid € 18,50 - De dichter Peter Ghyssaert (1966) is nog niet zo erg lang bezig, maar wist zich toch al een vaste plaats op het literaire forum te veroveren. Gezaghebbende critici als Herman de Coninck of Kees Fens prezen zijn werk. Hans Warren noemde hem naar aanleiding van het verschijnen van zijn bundel Cameo een dichter ‘die weer pracht en praal in de Nederlandse literatuur brengt’. Die pracht en praal, die in al haar decadentie een onmiskenbare verfijning releveerde, wordt nu min of meer losgelaten voor een andere, ook weer aan een zekere vergankelijkheid refererende schoonheid.

Het meesterlijke samengaan van verdorring, verval en gecultiveerde schoonheid, maken van deze poëzie een uniek geheel. In De zuigeling van Sint-Petersburg wordt een op sterk water bewaarde foetus in het licht geplaatst, een op zijn minst fascinerend beeld waardoor ook nu weer eenzelfde thematiek wordt geponeerd, maar toch weer meer dan dat. Het beeld is er, en de dichter danst er als het ware rond, op het ritme van zijn sterke muzikaliteit - de dichter is overigens musicus - en met ander omliggend, intrigerend beeldmateriaal.
Het poneren, het aanwezig stellen: daarin ligt voor een groot deel de kracht van deze gedichten. Peter Ghyssaert vat een en ander in een gepast en tegelijk gespierd ritme, waardoor ook de langere gedichten op geen enkel ogenblik dreigen te verwateren of verzen aan de aandacht van de lezer te ontglippen.
De zuigeling is eens te meer een schitterende bundel van een dichter die voor mijn part het verbluffende elan van Honingtuin en Cameo terugvond en op voortreffelijke wijze heeft geactualiseerd.

Bron: SVDB / Vlaanderen, jg. 51

Onmiddellijk aanwezig

In het titelgedicht van De zuigeling van Sint–Petersburg speelt een baby op sterk water een rol, maar daarmee is de bundel nog geen rariteitenkabinet. Wel is het een bundel vol sterke beelden, beelden waarvan de lezer zich afvraagt: hoe komt het dat zo’n beeld onmiddellijk aanwezig is, dat het de werkelijkheid reduceert tot iets bijkomstigs en toevalligs? Een deel van het antwoord zou kunnen zijn: In Ghyssaerts taalmuziek, in zijn krachtige ritme lijkt niets toevallig, alles versterkt elkaar, werkt op elkaar in tot het samenkomt in het ontroerende, vaak wegstervende slot.

Bron: Em. Querido’s Uitgeverij

‘Alweer een geslaagde bundel van Peter Ghyssaert’

‘Onnadrukkelijk en zwierig, muzikaal en mooi’

Rijm

De velden zijn vol rijm vanavond. Als ik nu
verdwaal wil ik jou tegenkomen
en je vragen naar de weg. Wat zou je klein
en stil zijn, vol gebaren en
onuitgesproken tekens. En je handen
koud, nerveus en nauwelijks te bedwingen.
Maar je stem, vader, je stem kan ik
me niet herinneren terwijl je onvermurwbaar
van me wegloopt en je witte haar zich oplost
in de avond als een stukgetrokken nest.